Hoog in de lucht, waar de wolken dansen,
Droomt een havik van verre horizonnen.
Zijn scherpe ogen gesloten, vleugels stil,
Drijft hij op de wind, zonder grenzen.
Hij ziet valleien vol kleur en leven,
Rivieren die door het landschap vloeien.
In zijn dromen zweeft hij, krachtig en vrij,
Over bergen en bossen, eindeloos streven.
De zon speelt met schaduwen, licht en donker,
Zijn wereld vol wonder, zo onbereikbaar.
De havik droomt van vrijheid en kracht,
Van jagen, zweven, en de nacht.
Een wereld gevat in een vluchtig moment,
De dromende havik, in stilte verzonken, content.